Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Om [12]den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij [13]bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. 12. Te weten, die in den zaaitijd nabij is; dat is, om de koude, die dan begint aante komen, of ter wille van het kwade weder. Anders: in den herfst zal de luiaard, enz. Maar het Hebreeuwse woord choreph is tegen den zomer gesteld; Gen.8:22; Ps.74:17; Amos 3:15; Zach.14:8. En de winter is alzo genoemd, omdat hij gelijk de smaad is der aarde, wegnemende alle schoonheid, groenheid en lieflijkheid derzelve. 13. Het Hebreeuwse woord is aldus genomen, Ps.109:10. 14. Te weten, dat hij zou mogen maaien, gelijk anderen, die geploegd en gezaaid hebben.